Democratie is op zijn retour in Zuidoost-Azië. Het Cambodjaanse premierschap gaat deze maand over van vader op zoon na bedenkelijke verkiezingen. Intussen wordt in Thailand de grootste partij van de macht weggehouden.
‘Mais c’est un militaire!’, roept mijn collega-journalist uit Quebec uit, als ik haar vraag of de nieuwe Cambodjaanse premier voor verandering zal zorgen. We zitten in haar favoriete koffieshop vlak bij het koninklijk paleis in hoofdstad Phnom Penh, waar we zo nu en dan samen de politieke ontwikkelingen bespreken.
Van Hun Manet (45), die op 22 augustus het hoogste ambt van het land overneemt, verwacht ze niet veel. Niet alleen omdat hij een legerchef is, maar ook omdat vader Hun Sen (71) volgens haar tot zijn laatste dag een rol zal blijven spelen. ‘Tot die tijd kan de zoon de wijdverspreide corruptie onmogelijk aanpakken, zelfs als hij dat zou willen’, zegt Michelle. Ze verwijst onder meer naar een verhaal over kinderen van partijbonzen die op loonlijsten van ministeries staan zonder er daadwerkelijk te werken.
De opvolging van vader op zoon, als in een dynastie, doet trouwens vooral wenkbrauwen fronsen bij buitenlandse waarnemers en niet zozeer bij Cambodjanen zelf.