Het Tonlé Sapmeer in het noordwesten van Cambodja is de levensader van 1,2 miljoen mensen. Dammen op de rivier de Mekong hebben het aantal vissen in het meer sterk doen dalen. De klimaatverandering bedreigt de biodiversiteit in Tonlé Sap, dat ook lijdt onder corruptie en overbevissing.
Wonen in een drijvend dorp betekent leven op de deining van het water. In de zanderige straatjes van Kampong Khleang staan links en rechts huizen op houten palen. Op straatniveau zijn winkeltjes of zitten mensen te koken.
Eigenlijk loop ik over de bodem van een meer, want over minder dan een halfjaar staat dit allemaal onder water. De bewoners moeten dan met hun hebben en houden naar de hoogste verdieping verhuizen en plots hebben ze een boot nodig om de deur uit te gaan.
Levensader
Als het water van de Mekong begint te stijgen, wordt de Tonlé Saprivier door de stuwende kracht landinwaarts geduwd. Het meer aan het uiteinde van de rivier treedt dan volgens een minutieus draaiboek van Moeder Natuur buiten de oevers en wordt wel vijf keer zo groot, tot 250 kilometer lang en 100 kilometer breed. Vanaf november zakt het water opnieuw.
Dat principe is de levensader van dit gebied en zorgt voor een unieke biodiversiteit. Meer dan 1,2 miljoen mensen in de regio leven van visvangst. Maar volgens de Cambodjaanse visserijadministratie is het visbestand de laatste jaren met twintig procent gedaald. Een van de oorzaken is de klimaatverandering. Het regenseizoen is al enkele jaren korter en minder krachtig.
Beeld bij het Geluid
(klik voor grotere foto’s)