Ik heb hieruit geleerd dat ik overal kan wonen en altijd wel mijn plekje vind, zonder te morren.
Hoewel. Als ik één ding mocht weggooien uit de Cambodjaanse cultuur, is het de afvalverwerking. Of liever het gebrek eraan. Cambodjanen nemen het, helaas, niet zo nauw met zwerfvuil. Wat ze niet meer nodig hebben, gooien ze achteloos in de berm. Klaar. Het is een mentaliteit die ze geërfd hebben uit de tijd toen ze nog bananenbladeren gebruikten als onderbord en bekers maakten van holle bamboe stengels. Die kan je natuurlijk gewoon teruggeven aan de natuur.
Cambodjanen nemen het, helaas, niet zo nauw met zwerfvuil. Wat ze niet meer nodig hebben, gooien ze achteloos in de berm.
Maar vandaag doen ze hetzelfde met piepschuim, glas en vooral met plastiek. Dat vind je in alle maten en soorten. Bestel je aan een kraampje op straat een thee, dan wordt die in een zakje gegoten, dat je makkelijk aan het stuur van een brommer kan hangen, met een rietje voor als je onderweg al dorst hebt.
Een portie meeneem soep wordt afgemeten in een kommetje en gaat daarna ook in een plastic zak. Er bestaan zelfs kleine schattige exemplaren voor de sausjes, die apart verpakt worden. Tel daar nog eens het wegwerpbestek bij, de lepel en de eetstokjes, en je begint te begrijpen waarom vuilnis hier zo’n groot probleem is.
Zelfs idyllische hoekjes, zoals een vijver met lelies of een wandelweg naar het plaatselijke schooltje, liggen vol met weggegooide bierblikjes en verpakkingen van rijstschotels. Als het te gortig wordt, steken ze de troep gewoon in brand. Kleine, bij elkaar geveegde hoopjes viezigheid blijven dan urenlang smeulen tot er nog een zwarte brij overblijft.
Soms zou ik dit land eens willen afwassen. Als een stapel vuile borden onderdompelen in een heet sopje, om aangekoekte etensresten, beschimmelde ketchup vlekken en opgedroogd frituurvet in het smerige water achter te laten en de smetteloze vaat weer op het aanrecht te zetten. We beginnen opnieuw, met een schone lei.
Een mogelijke verklaring voor de smeerboel, is het gebrek aan langetermijndenken. De eerste en vaak enige zorg is of er vandaag eten op tafel komt. Morgen is een andere dag. Duurzaamheid en ecologische voetafdruk zijn in deze context vreemde begrippen. Er wordt wel geveegd, maar hooguit voor de eigen stoep. De straat is van iedereen en wordt dus ook door iedereen gebruikt.
Soms zou ik dit land eens willen afwassen. Als een stapel vuile borden onderdompelen in een heet sopje.
Het is moeilijk uit te leggen waarom de rommel mij stoort. Het is een doorn in een westers oog, maar geen Cambodjaanse bekommernis. Hier is het credo: eens iets op de grond ligt, is het ‘weg’ en hoef je je er geen zorgen meer om te maken.
Dit principe werd pijnlijk duidelijk tijdens mijn bezoek aan een dorp met paalwoningen, die aan de oevers van het grote Tonle Sap meer staan. Tenminste toch, tijdens het natte seizoen. Want als de regen éénmaal ophoudt, komt de grond onder de huizen langzaam droog te liggen. Het laagtij legt het afval bloot, dat de gezinnen maandenlang in het water hebben gegooid. Archeologen zouden er patronen in kunnen herkennen, die ons iets leren over de levensstijl van de bewoners. Je kan er uit aflezen wat ze eten, wie er een drankprobleem heeft of wanneer de baby gestopt is met luiers dragen.
Er zijn wel degelijk pogingen om nieuwe manieren van denken te introduceren. Dat je met ingezameld afval geld kan verdienen, bijvoorbeeld. Of dat kinderen minder snel ziek worden als je geen plastic meer verbrandt. Kunstenaars knutselen een heel universum bij elkaar met verpakkingen en draagtassen. En eens een dorp helemaal is opgeruimd, door een enthousiast schoonmaakteam, zien zelfs de grootste wegwerpadepten het verschil. Maar die pientere pioniers en dappere doorzetters zijn dun gezaaid.
Er zijn wel degelijk pogingen om nieuwe manieren van denken te introduceren. Maar die pientere pioniers en dappere doorzetters zijn dun gezaaid.
Er is al vooruitgang geboekt. Sinds een paar jaar rijden er heuse vuilniswagens door de straten. De ophaaljongens hebben gewone slippers aan, in plaats van veiligheidsschoenen. Dus je hoopt maar dat er niks op hun tenen valt. En ze scheppen de rotzooi met een riek in de laadklep. We staan dus nog ver af van een systeem met aparte zakken en kleurcodes.
Maar ik zie toch een verschil met mijn eerste bezoek aan Phnom Penh, nu zeven jaar geleden. Toen had je nog stortstraten, verspreid over de stad. Grote hopen afval, die weliswaar werden leeggeplukt door afvalverzamelaars, maar er bleef toch altijd een residu achter van smurrie en smerigheid.
Die vieze plekjes vind je nog altijd, op straathoeken en in portiekjes, maar ze zijn kleiner geworden. Of misschien vallen ze me na al die jaren niet meer zo op. Het hoort bij dit land. Het is een onderdeel van de volmaakte chaos die hier zo typisch is. De kras op de ziel. Het woekerende onkruid dat deze rozentuin voor mij net zo bijzonder maakt.