Het zijn die kleine tableautjes en toevallige ontmoetingen die ik in dit land zo koester. En inderdaad zou willen bewaren, voor ze verdwenen zijn.
Tijdens één van mijn fietstochten door Siem Reap ben ik gestopt bij een bijzonder ontbijtplekje, met een uitbaatster van in de vijftig. Dat weet ik omdat ze het me zelf heeft gezegd, nadat ik eerst haar leeftijd moest raden en zij de mijne wilde weten. Ze spreekt me consequent aan met ‘mister’. Het is wellicht het enige Engelse woord dat ze kent.
Sinds de oorlog in Oekraïne begon, volgt ze het tv-nieuws op de voet via haar smartphone. Zelfs als de verkoper van ijsblokken haar dagelijkse bestelling in een druipende zak naar binnen brengt, laat haar blik het telefoonscherm niet los. Elke morgen volgt ze aandachtig de beschietingen en de raketinslagen, met commentaar van een Cambodjaanse reporter die klinkt alsof hij midden op het slagveld staat.
De vrouw stelt me veel vragen. Bijvoorbeeld of dit geweld zich ver van mijn geboorteland afspeelt, want ze heeft de kaart van Europa niet heel duidelijk voor ogen. Later help ik haar om de blauw-gele vlaggen te onderscheiden van de Russische driekleur, zodat ze tenminste weet welke partijen er tegenover elkaar staan. Poetin vindt ze een grappig mannetje, zegt ze, maar wel één met een boosaardig gezicht. Je kan zien dat hij een slecht karakter heeft. Ze wil ook nog weten of er in Rusland geen koning is, die deze waanzin zou kunnen stoppen. Want voor Cambodjanen is er niemand met meer aanzien en gezag dan een koning.
En dan vertelt ze waarom dit conflict haar zo boeit. Dat heeft te maken met haar jeugd, in de jaren 70. De Rode Khmer, weet je wel. Alle verhalen in dit land zijn vroeg of laat terug te brengen tot de Rode Khmer. Ze herinnert zich soldaten op straat. Mensen op de vlucht, hongerige kinderen met betraande gezichten, voedselpakketten met grote broden en pakken melk. Haar oom die ging vechten, maar meer schrik had van de wilde dieren in de jungle dan van de rebellen die hij daar moest bestrijden.
Dat zijn de beelden uit haar jeugd. En die herbeleeft ze als ze naar video’s kijkt uit dat sneeuwlandschap ver weg.
Of toch dichterbij dan je denkt. Want de brandstof wordt ook hier duurder. Al is het voor Cambodjanen moeilijk om een rechtstreeks verband te zien tussen de legertanks in dat koude land en de prijsstijgingen aan hùn pomp.
En toch willen ze aansluiting met die wereld. Ze willen helemaal niet in dat doosje van mij zitten, maar deel uitmaken van een groter geheel.
Als ik na het ontbijt een blokje om fiets, is dat heel goed te zien. Siem Reap is een klein stadje, eigenlijk een uit de kluiten gewassen dorp. Maar begin van de jaren 2000 is het exponentieel gegroeid. Toeristen, die allemaal de vermaarde tempels van Angkor Wat wilden zien, kwamen hier logeren, drinken, vrijen, koken, dansen, fietsen, scooteren…noem maar op. Ze moesten gemasseerd en gepamperd worden. En dat lokte werkkrachten uit de provincie hier naartoe.
Omdat het toerisme in 2020 toch stilviel, is van de leegte gebruik gemaakt om de stad te restylen. Siem Reap twee punt nul.
Zelfs de vermaledijde Pub Street, een soort Europese enclave met pizzaovens en cocktailbars, moest eraan geloven. Afgebroken en uit de as herrezen.
Mijn favoriete uitgaansplek lag daar vlakbij, in een smalle straat die mijn aandacht had getrokken omdat ze net wég liep van die toeristische mallemolen.
Als een klein theatertje Off-Broadway, dat een alternatief spektakel kon bieden voor de extravagante lichtshow aan de overkant.
Het is een steeg die naar de rivier loopt, langs de muur van een tempel. Tot voor kort had je hier putten en oneffenheden op het laagste punt, zodat je je in het regenseizoen een weg door de waterplassen moest banen om bij één van de smalle cafeetjes te komen.
Kleine smoezelige barretjes waren het met de weeïge geur van vochtige muren. Je had steevast een biljarttafel in het midden, een toog achterin en bamboe tafeltjes en stoelen aan de straatkant. Pas na een tijdje zag ik het oud vrouwtje dat dubbel geplooid in een hoekje zat te strijken. Ze was verstopt achter een stapel wasgoed, daarom had ik haar eerst niet gezien.
Dit was zo’n typische familiezaak. De kleinkinderen lokten de toeristen met goedkope drankjes naar hun tent. De vader reed rond met een tuk-tuk.
En voor een paar dollar extra ontfermde de grootmoeder zich intussen over je vuile was.
De steeg is helemaal opengelegd, metersdiepe putten zijn er gegraven om rioolbuizen in te stoppen. Grote bergen stinkende blubber kwamen er naar boven. Geen idee of de familie deze grote omwenteling overleefd heeft. Ik hoop maar dat ze grootmoe niet mee omgewoeld hebben, de dieperik in. In elk geval ligt er nu een nagelnieuw en pikzwart wegdek, met schreeuwerige fluorescerend gele strepen in het midden. Nieuwe toeristische projecten staan er in de steigers.
De volgende grote regenval zal moeten duidelijk maken of het nieuwe buizensysteem het overtollige water inderdaad kan verwerken.
Vergeef mij, Heer, als ik stiekem hoop dat dit straatje af en toe toch nog eens ouderwets onder water loopt.