Ik zit in een witte bestelwagen die rijdt over een weg met twee rijstroken in elke richting. Maar de wegmarkeringen zijn niet helemaal duidelijk. Bromfietsen, busjes die volgestouwd zijn; grote en kleine tuktuks halen in langs links én langs rechts. Je gebruikt een goeie toeter om je veilig een weg te banen door deze vrolijke chaos. Het ziet er altijd naar uit dat mensen onderweg met alles wat ze bezitten. Een gezin met vier kinderen past perfect op een motorfiets, meestal zijn er nog dozen en zakken achterop gebonden en als het moet levende dieren zoals een haan, een hond of een geit. Altijd fleurig gekleed en altijd met de glimlach. De zon maakt het tafereel compleet.
We zijn in Cambodja, het land waar ik sinds 2016 woon. Het wordt wel eens ‘the kingdom of wonder’ genoemd. Een wonderbaarlijk ontwikkelingsland. Het is in elk geval een godvergeten land. Letterlijk. God is vergeten dat hij het ooit gemaakt heeft. En de wereld met hem. Iedereen kent Thailand, iedereen weet waar Vietnam ligt. Maar dat land er tussenin…geen idee. Het ligt er, bijna ondanks zichzelf. Ik zie er poëzie en romantiek in. Ik hou van het gevoel dat mensen hier al jarenlang hun leven leiden, zonder dat iemand het in de gaten lijkt te hebben.
Voor ik hier begon te werken als reporter, nam ik contact op met het diensthoofd ‘Buitenland’ van wat in Vlaanderen een kwaliteitskrant genoemd wordt. Toen ik de naam van mijn nieuwe thuisland liet vallen, reageerde ze met “da’s wel ver en de wereld is groot”. De dédain kon niet groter zijn, de belangstelling niet kleiner.
Ik moet nog vaak aan dat moment denken, telkens ik mijn artikels of reportages doorstuur naar de opdrachtgevers waar ik intussen wèl voor werk. Meestal aan het begin van mijn namiddag, als het ochtend is in het avondland.
Hoe ik hier terecht gekomen ben, vertel ik later wel. Laten we het er op houden dat ‘toeval’ een grote rol heeft gespeeld. Ik ben hier, dat is waar het om gaat.
Het tafereel dat ik hierboven beschrijf, is de weg van Phnom Penh (de hoofdstad van Cambodja) naar Siem Reap. Die plaatsnaam heb je misschien al eens gehoord. Daar staan de “wereldberoemde” tempels van Angkor Wat: meesterwerken uit de twaalfde eeuw die op een bepaald moment verlaten zijn en als echte jungle tempels overwoekerd werden door de natuur -tot de UNESCO ze op de werelderfgoedlijst plaatste.
Àls toeristen de weg naar Cambodja vinden, is het meestal om hiér in Siem Reap foto’s te komen maken, vaak op doorreis van Bangkok naar Saigon of naar een andere Aziatische bestemming. Maar sinds het coronajaar 2020 zijn er geen toeristen meer.
Ik vind mezelf niet dapper dat ik dit doe.
Ik ben niet dapper omdat ik een goeie job
in mijn geboorteland heb opgezegd voor een
onzeker bestaan in een vreemde cultuur,
die ik op dat moment amper kende
Intussen is het donker geworden. Er is nog één rijstrook in elke richting, de weg is niet verlicht. De chauffeur drukt het gaspedaal in en haalt geregeld andere auto’s in, waarbij hij soms maar nipt de tegenliggers ontwijkt, beschermd door het geluid van zijn claxon.
Ik vind mezelf niet dapper dat ik dit doe. Ik ben niet dapper omdat ik een goeie job in mijn geboorteland heb opgezegd voor een onzeker bestaan in een vreemde cultuur, die ik op dat moment amper kende. En ook niet omdat ik de zogenaamde westerse zekerheden van mij heb afgeschud om mij helemaal over te geven aan die nieuwe cultuur. Ik kan deze tekst rustig zitten schrijven op de passagierszetel van het minibusje terwijl ik knipperende koplampen uit de andere richting recht op mij zie afkomen.
Maar dat maakt mij nog altijd geen durver. Dat ben ik nooit geweest. Ik heb wél over mezelf geleerd dat ik een doorzetter ben, al is dat niet altijd een positieve eigenschap. Soms is ‘volhouden’ iets dat je doet omdat je te ver gekomen bent om terug te gaan, in mijn geval ook letterlijk.
Misschien heb ik het ’doorzetten tegen wil en dank’ wel van de Cambodjanen geleerd.
Op vele plaatsen in Siem Reap zijn ‘wegenwerken’ aan de gang. Of in elk geval wordt het wegdek opgebroken. Grote machines woelen de grond om en laten bergen aarde en afval achter. Het typische rode stof waait hoog op als er een motor zich een weg baant langs obstakels en diepe putten. Maar midden in die puinhoop blijven de Cambodjanen hun winkeltjes runnen. Kleurige jurken of spierwitte hemden worden te koop aangeboden onder parasols met een dikke laag stof. Verderop plant de uitbater van een koffiebar een tafeltje in het zand en hangt hij een vergeelde affiche uit met zijn drankenassortiment.
Soms is ‘volhouden’ iets dat je doet
omdat je te ver gekomen bent om
terug te gaan, in mijn geval ook letterlijk
Maar ik heb geleerd om niet te veel vragen te stellen over wat ik zie. Dat je hete thee krijgt uitgeschonken in een glas met ijsblokken. Of in een plastic beker met een rietje. Dat auto’s volgestouwd worden en dat de reeks kisten en dozen nog meer dan een meter achter de kofferbak doorloopt, op wonderbaarlijke wijze bijéén gehouden met een paar touwen. Of dat je op een druk kruispunt pas linksaf kan slaan, als je eerst een halve kilometer meevolgt naar rechts en daar terugdraait over de middenberm.
Toen ik dat de eerste keer zag, dacht ik spontaan “dit moet efficiënter kunnen”, maar die gedachte heb ik intussen laten varen. Waarom moet alles ook per se efficiënt en logisch?
In dit land meanderen de dingen in de richting die ze zelf uit willen. En dat is goed zo.
©2021 Kris Janssens