Nog voor je je ogen opentrekt, hebben je oren de commotie al opgevangen. Het begint met hanen, die reageren op het licht. Dan hoor je kinderen, die reageren op de hanen. Dan hoor je ouders die aan de slag gaan met vijzel en stamper. Honden mogen uit hun nachtverblijf. Straatverkopers komen de hoek om gedraaid met hun megafoons. De carrousel is op gang gekomen en zal de hele dag blijven draaien.
Soms klinkt het alsof Cambodjaanse buren elkaar naar het leven staan, terwijl ze eigenlijk een banaal meningsverschil hebben
Typische scène in een Cambodjaans flatgebouw. Bovenaan de trappenhal heeft iemand raad nodig van de buurvrouw op de benedenverdieping. “Ga naar elkaar toe”, hoor je je hersens denken, maar dat is niet wat er gebeurt. De vaak schelle stemmen galmen en schetteren door het gebouw. Soms klinkt het alsof de buren elkaar naar het leven staan, terwijl ze eigenlijk een banaal meningsverschil hebben over de gezamenlijke was of wie vandaag op de kinderen past. Maar subtiel onderhandelen of tactvol communiceren is er niet bij. Je bestaat pas als je decibels gebruikt.
Er is ook altijd wel iemand die moet boren, kloppen, hameren of zagen. Ooit op een dag zal dit land zijn definitieve vorm gekregen hebben, maar tot die tijd moet er nog ontzettend veel geslepen, gevijld, gepolijst, ingekerfd en gefreesd worden. En dat gebeurt gemakshalve op de stoep, want daar is plaats, daar is lucht, daar is licht. En dat is toevallig ook nét onder mijn balkonnetje.
Ik ben eens uitgenodigd voor een verblijf op het platteland. Mijn gastfamilie woont in een pittoresk dorp, een half uurtje buiten de hoofdstad Phnom Penh, aan een uitloper van de Mekong rivier. De idyllische huisjes kijken uit over het water, een reiger vliegt rakelings langs vijvers met lelies. Ik had me zo ingesteld op een weekendje weg van de drukke stad. Even op adem komen.
Een familiefeest in Cambodja is niet compleet zonder het ultieme tijdverdrijf: karaoke
Maar na de lunch zie ik hoe er een kar komt aangerold, met daarop twee gigantische luidsprekers. Want een familiefeest in Cambodja is niet compleet zonder het ultieme tijdverdrijf. Karaoke. Iedereen houdt ervan. Om de beurt nemen de dronken nonkels de microfoon ter hand. En er zijn maar twee regels: vals en luid.
Ik heb de populariteit van dat zingen lang gezien als compensatiegedrag. Cambodjanen kunnen heel nederig zijn, er zijn veel sociale regels, en soms zie je ze letterlijk een soort buiging maken omdat ze aanvoelen dat de beleefdheid dat van hen verwacht. Die opgekropte energie moet er op één of andere manier uit. De druk moet van de ketel. Er is een behoefte om jezelf te laten zien. Of tenminste van je te laten horen.
Maar sinds het Cambodjaanse Nieuwjaar, nu zowat een maand geleden, interpreteer ik dit fenomeen anders.
Nog even voor de duidelijkheid. De bedoeling van dat nieuwjaarsfeest is om iedereen kletsnat te maken. Voorbijgangers worden beschoten met waterpistolen, buren gieten volle emmers over elkaar uit en er wordt wraak genomen met de tuinslang. Bataljons watersoldaten denderen door de straten met vrachtwagens. Vanuit de laadruimte geven ze iedereen de volle laag. Wie getroffen wordt, schreeuwt het uit, kinderen joelen uit angst of van opwinding, opzwepende muziek geeft de toon aan. Het is de waterspelletjesmiddag van de scouts, maar dan maal tien.
Dat is dus het geheim. Ik absorbeer geluid, maar zij laten het van zich afglijden, als water van een eend
Plots zie ik hoe er, dwars door dit tafereel, een monnik mijn richting uitkomt. Hij wandelt niet, hij schrijdt, alsof hij letterlijk boven dit aardse gewoel staat. Zelfs al kwam er een waterstraal zijn richting uit, dan zou die afketsen op de denkbeeldige bel rond zijn plechtstatige figuur.
Aan een klein boeddhatempeltje begint hij te bidden. Een aantal volgelingen, vooral oudere dames, schuiven een stoel bij en er ontstaat een religieuze plechtigheid. De deelnemers bevinden zich letterlijk in een ander universum en lijken immuun te zijn voor het geroep en getier dat rondom hen onverminderd voort gaat. Alsof er een kudde buffels door de kerk loopt, maar de pastoor ongestoord blijft prediken. Dat is dus het geheim. Ik absorbeer geluid, maar zij laten het van zich afglijden, als water van een eend. Als je als kind opgroeit in deze kakofonie, dan leer je om je oorschelpen zò in te stellen dat je enkel hoort wat je wil horen.
Het is een eigenschap waar ik erg jaloers op ben en waar ik sindsdien elke dag op oefen. Ik begin er ’s morgens al aan bij het eerste geluidje van de dag. Al zal ik ook altijd blijven genieten van stilte.