Ik heb het over de krokodil, meer bepaald de Siamese krokodil. Dat is een kleinere Aziatische soort, nu ja toch zo’n twee meter lang, die in zoet water leeft. Of ‘leefde’ want het verhaal is net dat de dieren bijna zijn uitgestorven in Cambodja. Er zouden nog zo’n 300 exemplaren overblijven. En dus snelt een natuurorganisatie te hulp.
Ik volg een wetenschapsteam dat op zoek gaat naar sporen van 25 gekweekte krokodillen, die een tijd geleden zijn vrijgelaten in het natuurgebied rond het Cardamom gebergte, in het westen van het land. Als alles goed gaat, zijn ze daar nog en kunnen we met een speciale microfoon signalen opvangen van de microchip die achter hun kop is ingeplant. En als alles helemaal goed gaat, zijn ze intussen zelf ook nesten aan het maken.
Het doel van de missie is precies om dat broedgedrag na te gaan. Maar daarvoor moeten we diep in het woud.
De eerste stop is Pobang, een dorp aan de rand van de jungle. Langs de hoofdweg worden we gestopt door een zonderlinge oude man. Hij zit plompverloren op een constructie van aan elkaar getimmerde balken, met een tentzeil boven zijn hoofd. Hij lijkt wel een heremiet, die de hele dag heeft zitten wachten om ons zijn boodschap over te brengen. En die luidt dat er door de hevige regen van de voorbije dagen een rivier ontstaan is, waar onze auto niet door kan. Hij schijnt het zelf allemaal bijzonder grappig te vinden.
We moeten door het kniehoge water waden en ook motorfietsen naar de overkant krijgen om van daaraf verder te rijden. Ik vraag nog even aan de dorpschef of de krokodil echt geen mensen aanvalt. Maar het dier heeft hier een sacrale betekenis en staat eerder symbool voor voorspoed dan voor agressie. Behalve als je kwaad spreekt, dan word je door de krachtige kaken gestraft. Het is een soort Sinterklaas die in de gaten houdt of je wel braaf geweest bent.
Het is mij een raadsel hoe onze motorrijders weten bij welke boom je rechtsaf moet slaan of welke modderbaan de juiste is
Intussen barst een loodgrijze wolk open en beginnen de dikke druppels gestaag naar beneden te vallen. Dat dit een regenwoud is, ontdekken we ook de volgende morgen, als we met brommers dwars door de jungle moeten. Een pad is er niet. Regen uit de bergen heeft een weggetje uitgesleten, dat soms berijdbaar is, maar vaak ook vol water staat. Het is mij een raadsel hoe onze motorrijders weten bij welke boom je rechtsaf moet slaan of welke modderbaan de juiste is.
Met bagage en passagier achterop houden ze feilloos hun evenwicht tijdens een tocht die door waterpartijen gaat en over glibberige hellingen loopt. Dit zijn de McGyvers van het bos, die in barre omstandigheden zouden overleven. Ik ben er zeker van dat ze met blote handen een krokodil te lijf kunnen gaan, mocht dat nodig zijn. Maar ze zijn ook zo bescheiden! Als ik een compliment maak over hun rijkunsten, lachen ze verlegen hun gehavend gebit bloot en beginnen ze jongensachtig te giechelen.
We komen aan bij de kampplaats. Voor het onderzoek gaan we met een kajak op het water. Na een hele tijd rondvaren, ontvangen we het signaal van één krokodil, zowat twee meter lang, die vlak bij onze boot moet rondzwemmen.
Dit lijkt wel een scène van Tim Burton, maar het is geen horrorfilm want krokodillen zijn eigenlijk lieve dieren, die in oude verhalen de Boeddha beschermden tegen kwaad en onheil
Maar het meest geheimzinnige moment, is de avondlijke boottocht. Vanuit de kano schijnt een oudere Cambodjaanse man met zijn zaklantaarn over de oever. Hij zegt dat ik moet letten op rode ogen, die het licht weerkaatsen. Dat zijn krokodillen, die in het donker naar buiten komen om vissen te vangen. Zijn gedempte en geheimzinnige stem, het geluid van nachtdieren langs het water, en een zoveelste onweer in de verte waarvan we af en toe een bliksemschicht zien…doen mij denken aan een scène van Tim Burton. Maar dit is geen horrorfilm, want ook nu krijg ik te horen dat krokodillen eigenlijk lieve dieren zijn, die in oude verhalen over Boeddha kwaad en onheil verjagen en die monniken hielpen om rivieren over te steken.
Als het weer licht is, ga ik met twee Cambodjanen op zoek naar nesten langs het water. Tenminste, ik doe mijn best om deze doorgewinterde natuurjongens bij te houden, maar met hun eenvoudige plastic sandalen snellen ze met een rotvaart voor mij uit. In het dichte kreupelhout probeer ik mij vast te houden aan afbrekende takken, maar ik blijf telkens met mijn microfoonkabel achter doorns en lianen haken. Ik vertraag duidelijk de expeditie, maar mijn kompanen lijken dat niet erg te vinden. Ze bewaren hun kalmte en kijken opnieuw heel beminnelijk naar mij, als ik weer eens achterop hink of een steunende arm nodig heb om een rivier met gladde keien over te steken.
Waar we eigenlijk naar op zoek zijn, zijn sporen van de krokodil, die pendelt tussen het water en de eigenlijk broedplaats, meestal een eind verderop in het struikgewas. Maar eieren vinden we niet. Toch is deze hele onderneming voor het team de moeite waard. Ik heb veel bewondering voor de inspanningen van deze mensen, die op deze manier hopen een erg broos evenwicht te kunnen herstellen.