In het noordoosten van Cambodja wonen meer dan twintig etnische groepen, elk met een eigen verhaal, aparte gebruiken, een mix van godsdiensten en soms een eigen taal. Onder meer de Verenigde Naties ijveren voor het recht van deze minderheden om hun eigenheid te bewaren. Moeten etnische tradities zoals animisme, lijkenbossen of liefdeshutten beschermd worden als cultureel erfgoed of is dit een verloren strijd tegen “de vaart der volkeren”?
‘Wat ga je in godsnaam in Tropeang Krohom doen?’ De chauffeur van het pendelbusje draait zich naar mij om en kijkt me niet begrijpend aan. Er zijn maar weinig passagiers die hier, een gehucht tussen twee provincieplaatsen in, een tussenstop maken.
Tropeang Krohom of ‘rode vijver’ ligt aan een afsplitsing van de hoofdweg. De naam verwijst naar de bloedrode aarde die typisch is voor deze provincie Ratanakiri.
Van hieraf gaat het verder met de motor over een hobbelige en onverharde weg. Langsrijdende vrachtwagens doen grote stofslierten opwaaien. De dofgroene bomen zijn bedekt met een dikke laag van hetzelfde rode zand.
Botsing tussen traditie en vooruitgang
In deze provincie is de botsing tussen traditie en vooruitgang pijnlijk duidelijk geworden. In 2017 werd een enorme dam gebouwd aan de samenvloeiing van de Srepok met de Sesanrivier, in het westen van Ratanakiri. De elektriciteitscentrale veranderde een bewoond gebied van 34.000 hectare in een reusachtig waterreservoir. Duizenden inwoners moesten verhuizen naar een nieuwe locatie met nieuwbouw en uitbreidingsmogelijkheden. Maar een vijftigtal ‘Pounong’-gezinnen weigert deze plek te verlaten.
Net als de meeste etnische gemeenschappen, hebben de Pounong de gewoonte om lichamen te begraven en niet te cremeren zoals boeddhisten. De geesten van de overledenen dwalen hier nog rond en daarom willen deze mensen niet vertrekken.
Er is ook een radioreportage, uitgezonden 17 augustus 2024 in “De Ochtend” op Radio 1 (VRT)